De reputatie van het aardewerk van Sarreguemines hoeft niet meer gevestigd te worden. In twee eeuwen tijd heeft de kleine familie-onderneming, die tijdens de Revolutie is ontstaan, een lange weg gegaan. De talrijke liefhebbers van deze vrolijke en kleurrijke stukken zijn over de hele wereld te vinden.

Paul Utzschneider en Paul de Geiger, echte alleskunners, hebben de kleine stad naar de top van aardewerkindustrie voortgestuwd: sinds de 19e eeuw levert Sarreguemines in de gehele wereld een uitgebreide collectie van aardewerk, vazen, sierbloempotten, muurfresco's, schoorstenen, etc.

De activiteiten beginnen in 1790. Nicolas-Henri Jacobi en twee andere vennoten startten de eerste fabriek, alhoewel de conjunctuur niet erg gunstig is. Jacobi koopt een oliemolen die aan de rivier ligt en die hij transformeert tot een bestratingfabriek.

 

Sauskom van Sarreguemines

Sauskom van Sarreguemines.

Maar zijn goede intenties zijn niet voldoende: de moeilijkheden van de aanvoer van grondstoffen, de vijandige houding en het wantrouwen van de inwoners, de concurrentie van Engelse en Franse fabrieken en de onrust van de Revolutie dwingen Jacobi om zijn plaats af te staan.

 

Paul Utzschneider en het begin van de uitbreiding
Deze jonge man uit Beieren neemt de fabriek in 1800 over en herneemt weer snel de zaken. Napoleon I wordt een van zijn betere klanten en plaatst meerdere bestellingen bij hem. De fabriek levert het grootste deel van de originele tegels die gebruikt zijn als muurversiering van de Parijse metro wanneer deze wordt aangelegd.
Utzschneider, een vindingrijke jonge man, voert nieuwe decoratietechnieken in. De expansie is zodanig dat hij nieuwe werkplaatsen moet openen. Dus schaft hij meerdere molens aan. De geuite protesten tegen de ontbossing zorgen voor een overstap naar het stoken van steenkool in plaats van hout, maar het duurt tot 1830 totdat de eerste steenkolenovens worden gebouwd.

De industrialisatie
In 1836 vertrouwt Utzschneider de directie van de fabriek toe aan zijn schoonzoon, Alexandre de Geiger. Laatstgenoemde zet nieuwe gebouwen neer die goed in het landschap passen. De Moulin de la Blies wordt in 1841 in deze geest gebouwd. In 1838 is Alexandre de Geiger door Villeroy & Boch benaderd. Deze overeenkomst heeft bijgedragen tot de groei van de activiteiten. De industriële revolutie is losgebarsten, een nieuwe architectuur doet zijn intrede met het verschijnen van zaagdaken (dak in de vorm van zaagtanden) en hoge ronde schoorstenen die voorkomen dat de rook op de naburige woningen valt. De nieuwe fabrieken die in 1853 en 1860 worden gebouwd, werken aldus alleen met stoom. In de werkplaatsen heeft de modernisering voornamelijk betrekking op de energiebronnen die noodzakelijk zijn voor de machines.

De consolidatie en de overgang naar de nieuwe eeuw
In 1871, als gevolg van de annexatie van de Moezel door Duitsland, verlaat Alexandre de Geiger Sarreguemines en trekt zich terug in Parijs. Zijn zoon, Paul de Geiger, waarborgt dan de directie. Twee nieuwe fabrieken worden gebouwd in Digoin en in Vitry-le-François. Paul de Geiger sterft in 1913, het jaar waarin het bedrijf Utzschneider & Co in twee vennootschappen wordt opgesplitst; de ene beheert de fabriek van Sarreguemines, de andere beheert de Franse fabrieken (Digoin en Vitry-le-François). In 1919, na de eerste wereldoorlog, worden de verschillende eenheden samengevoegd onder de naam Sarreguemines-Digoin-Vitry-le-François en wordt bestuurd door de familie Cazal. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt er beslag gelegd op de plateelfabriek en deze wordt van 1942 tot 1945 onder beheer van Villeroy & Boch gesteld.

In het begin van de 20e eeuw profiteert de fabriek in Sarreguemines, die gespecialiseerd is in decoratieve tegels, van de artistieke invloed van kunstenaars zoals H. Steinlein. Zij werden ingehuurd om decoratieve panelen te ontwerpen voor warenhuizen, winkels en entrees van gebouwen.

De jaren Lunéville
In 1978 wordt de fabriek door de groep Lunéville-Badonviller-St-Clément gekocht. Het is de beslissende factor geweest voor de geschiedenis van het aardewerk van Sarreguemines: de productie van serviesgoed wordt in 1979 gestopt en de fabriek concentreert zich op de productie van vloer- en wandtegels. De fabriek La Blies wordt opgeheven en in 1982 wordt de naam veranderd in Sarreguemines Bâtiment.
In de fabriek in Vitry-le-François wordt sanitair geproduceerd, in Digoin cateringaardewerk en in de Lunéville-Saint-Clément fabriek richt men zich op de productie van decoratieve en kunstvoorwerpen.

Het einde
In 2002 vindt er een doorstart plaats: 29 werknemers en managers die aandeelhouder zijn geworden nemen de fabriek over en veranderen de naam in Céramiques de Sarreguemines. Er werken 130 arbeiders die proberen de productie in stand te houden.
In 2005 wordt de onderneming onder curatele geplaatst. De productie gaat door met een zestigtal werknemers.
Op 9 januari 2007 beveelt de rechtbank de liquidatie. Op 1 februari 2007 houden de activiteiten op. De aardewerkfabriek van Sarreguemines bestaat niet meer. Lunéville-St Clemente blijft bepaalde modellen produceren die haar beroemd hebben gemaakt.