In 1728 vestigt Jacques Chambrette de eerste faiencefabriek in Lotharingen in Lunéville, langs de Maas en niet ver van Vezouse. Vanwege zijn artistieke en economische succes kreeg de fabriek in 1748 door de Hertogen van Lotharingen de status van Koninklijke Aardewerkfabriek.

De fabriek was één van de belangrijkste concurrenten van de Engelse en Duitse aardewerkfabrieken, maar het lukte Chambrette om zijn producten te exporteren naar Italië, Duitsland, Polen, Zwitserland en zelfs Nederland.

Vanaf 1812, en gedurende de hele daaropvolgende eeuw, is Lunéville de zetel van "Keller en Guérin" (Société KG), schoonvader en schoonzoon.

Tussen 1700 en l800 vestigen meerdere plateelfabrieken zich in een strak netwerk in Lotharingen. De fabrieken produceren decoratieve en gebruiksvoorwerpen. Aangezien serviesgoed van edele metalen verboden was door de koning (die de opbrengst hiervan nodig had om zijn oorlogen te financieren), was het een gunstige periode voor de plateelbakkers.

De handwerklui lieten zich inspireren door hun omgeving; het aardewerk werd versierd met bloemen, insecten, bestaande en denkbeeldige dieren, exotische figuren. Ook werden er honden van aardewerk vervaardigd die in de voorportalen van woningen werden geplaatst (daar zou de Franse uitdrukking "elkaar als aardewerken honden aanstaren" vandaan komen).
Later werden Chinese decors toegepast, naar voorbeelden die de Jezuïeten van hun vaak gevaarlijke missies mee terug brachten.

 

Jacques Chambrette, die gebukt ging onder de zeer hoge belastingen in het hertogelijk gebied dat namens de koning van Frankrijk bestuurd wordt, aast op het bisschoppelijke gebied dat aan Frankrijk wordt verbonden, maar waar de invloeden van Louis XV veel minder wurgend zijn.

 

K et G Lunéville dessertbordje

K et G Lunéville dessertbordje

In 1758 opende Chambrette een nieuwe plateelfabriek in Saint-Clément, dat in het bisdom van de bisschop van Metz ligt. In de 19e eeuw gaf de van Duitse oorsprong familie Keller, weldra gelieerd aan Guérin, nieuw leven aan de plateelfabrieken door ze te industrialiseren.
Dit was een groot tijdperk waarin Lunéville en omgeving zeer vaardige arbeidskrachten leverden.

De buurt van de plateelfabrieken, onder patronage van Sainte Anne, ontwikkelde zich.
In 1922 werden de fabrieken van Lunéville en Saint-Clément opgekocht door Édouard Fenal, die ook al eigenaar was van de fabriek in Badonviller. De familie Fenal breidde in 1979 hun imperium uit, door ook de Sarreguemines fabriek te kopen. Édouard's zoon, Gilbert, heeft later de leiding over het imperium waaronder ook Salins, Vitry-le-François en Digoin vallen.
De productie van Lunéville stopt in 1981. Alleen de fabriek van Saint-Clément is nog in gebruik in 1999.

De tweede wereldoorlog markeert de achteruitgang.
In de gerehabiliteerde gebouwen bevinden zich tegenwoordig verschillende kleine en middelgrote ondernemingen.