Het begin: de fabriek Hustin

Op 13 november 1714 verkrijgt Jacques Hustin, penningmeester van de marine in Bordeaux, de exclusieve rechten voor het produceren en verkopen van vertind aardewerk.
Met het verlengen van deze koninklijke privileges tot 1762 behoudt hij het monopolie op de productie van aardewerk in de Bordelais.
Aanvankelijk kan de productie met moeite concurreren met andere grote pottenbakkers uit de 18e eeuw, vanwege problemen met de aanhechting van het email aan de klei.
Later neemt de productie toe en de gebruikte decors worden ontleend aan Moustiers, Montpellier en het Verre oosten.

Met het einde van de monopolie in 1762 vestigen de pottenbakkers zich met hun ateliers in Bordeaux, de Bordelais, de Libournais en in Gascogne. Vlak voor de revolutie zijn er acht aardewerkfabrieken in Bordeaux. De kwantiteit van de productie is groot, maar de kwaliteit is inferieur aan die van Hustin. Deze productie is vooral voor de kleine burgerij en boeren, met zijn eenvoudige en weinig originele decors.

Bord van Bordeaux

Bord van Bordeaux


De eeuw van de uitbreiding: Vieillard en Co.


Nadat Lahens en Rateau in 1831 een fabriek oprichten in Fouqueyrolles, die vier jaar later weer sluit, begint de echte ontwikkeling van aardewerk in Bordeaux pas wannneer de fabriek wordt overgenomen door de Ier David Johnston. Bij de oprichting wordt hij geholpen door Boudon de Saint-Amans, een voormalig medewerker van Lahens en Rateau en bewonderaar van Engels aardewerk.

David Johnston opent een fabriek in Bacalan waar op een gegeven moment 700 mensen werken en hij laat uit Engeland brandstof en grondstoffen overkomen. De productie is industrieel, met gedrukte decors met gevarieerde kleuren en motieven en met golvende randen.

In 1845 volgt Jules Vieillard David Johnston op. Zijn handelen is cruciaal voor het industriële succes van de fabriek in Bacalan, maar ook voor de artistieke kwaliteit van de productie die unaniem werd toegejuicht tijdens de wereldtentoonstelling. Vandaar dat men ook regelmatig spreekt van "Vieillard"-aardewerk.
Jules Vieillard gaat ook op zoek naar grondstoffen, en vindt deze in in Perigueux, Riberac en Bayonne. De voorwerpen met Oosterse decors, die hij in zijn laatste jaren ontwikkeld, zijn zeer gewild onder de liefhebbers.

Het commerciële succes van Vieillard aardewerk is aanzienlijk, vergelijkbaar met de aardwerkfabrieken van Creil-Montereau. De producten worden veel in de regio Parijs verkocht, maar ook geëxporteerd via de schepen die vanuit de haven van Bordeaux vertrekken.

In 1865 nemen Vieillard's zoons het bedrijf over. Ze produceren voorwerpen met gevarieerde decors, voornamelijk bloemen en vogels.
De fabriek sluit in 1895.

Bron: Wikipedia