Onder de talrijke plateelfabrieken van de 19e eeuw is de reputatie van de plateelfabriek van Gien gelijk aan die van de fabrieken van Creil-Monterau, Longwy, Sarreguemines of Bordeaux. De faiencefabrieken van Gien verstonden de kunst van het imiteren zeer goed en fabriceerden kopieën van voorwerpen uit het verleden, maar tegen een redelijke prijs. Ook werden er in samenwerking met talentvolle decoratieschilders unieke stukken geproduceerd, met nieuwe decors, maar ook met decors geïnspireerd op decors uit vorige eeuwen, van andere Europese plateelfabrieken of op die uit het Verre Oosten.
|
|
In 1821 stopt Thomas Edme Hulm, ook wel "Hall" genoemd, met de fabriek in Montereau die sinds 1774 door zijn familie wordt beheerd en koopt de terreinen en gebouwen van het oude klooster van Minimes om er een nieuwe fabriek te beginnen waar aardewerk op de Engelse methode zal worden geproduceerd. |
Hors-d'oeuvreschaaltje van Gien. |
De productie richt zich in eerste instantie op gebruiksvaatwerk, vervolgens richt zij zich op het produceren van tafel- en decoratieve stukken en serviezen met familiewapens. De productie van petroleum- en olielampen is een typisch specialiteit van Gien. Op puur technisch niveau hebben plateelwerkers van Gien de techniek van het émaux cloissonné, dat in Longwy is ontstaan, tegen 1870 ontwikkeld. Het hoogtepunt van de aardewerkproductie van Gien bevond zich tussen 1855 en 1900 en talrijke prijzen werd hen toegekend bij de grote internationale tentoonstellingen zoals in 1855, 1867, 1878, 1889 en 1900. Onderstaande decors zijn typisch voor Gien faience:
|