Faience in het algemeen
Faience is een type aardewerk (steengoed) van hoge kwaliteit dat met een ondoorzichtige witte laag geglazuurd is om het op Chinees porselein te laten lijken. Dit glazuur werd voor het eerst in de 9de eeuw in Bagdad ontwikkeld en werd via Spanje en Italië in de rest van Europa geïntroduceerd. Bij twijfel of een stuk keramiek van porselein is of van faience, kijk of er een scherfje af is. Is het keramiek van binnen bruin of beige, dan is het faience. Een scherf van porselein is altijd wit.

Het stuk aardewerk wordt eerst gebakken in de oven (biscuit). Vervolgens wordt het overgoten met een glazuur met lood- en tinoxiden en weer gebakken. Bij de tweede baklaag vormen de oxiden een verbinding met het potassilicaat in de klei. Hierdoor krijgt het aardewerk een wit uiterlijk. Loodoxiden geven een extra glans. Het aardewerk kan gedecoreerd worden met een "onderglazuurverf". Deze wordt aangebracht voordat het aardewerk voor de tweede keer gebakken wordt. De schildering versmelt tijdens het bakken met de glazuurlaag en wordt er zo ingebrand. Correcties zijn dan niet meer mogelijk.

In Italië, Frankrijk, Scandinavië en Spanje wordt dit type aardewerk majolica genoemd. In Nederland wordt het Delfts Blauw of Delftse faience genoemd. In Engeland wordt hetzelfde type English Delftware genoemd. Het woord faience is afgeleid van Faenza, een plaats in Italië waar pottenbakkerijen in het midden van de vijftiende eeuw internationaal vermaard waren.


Faience in Frankrijk
In 1672 stelt Lodewijk XIV, die geld zoekt om zijn oorlogen te financieren, een hoge belasting in op het bezit van zilveren of gouden tafelservies, en in 1689 verbiedt hij zelfs de productie hiervan. Dit is de oorsprong van de voorliefde voor en populariteit van het aardewerk.

In Europa is men lange tijd bezig geweest met de zoektocht naar het ontrafelen van het geheim van het produceren van porselein, dat in het Chinese tijdperk Tang (618-917) werd ontdekt. De aantrekkingskracht die zij uitoefende wordt grotendeels verklaard door het mysterie om van klei, met behulp van vuur, een witte, doorschijnende, schitterende en helder klinkende materie te verkrijgen.

De Europeanen beheersten dan wel de kunst van het maken van glas en aardwerk, maar zij misten het absoluut noodzakelijke materiaal, porseleinaarde, dat aan porselein witheid, hardheid en doorschijnendheid geeft.

Het is in de 18e eeuw dat men uiteindelijk exploiteerbare beddingen vindt in Europa: in 1709 in Duitsland, vervolgens in 1768 in Frankrijk, in Saint-Yrieix-La-Perche, in de buurt Limoges.